José Visser in Mare, Leids Universitair Weekblad, 20 april 2000:
Als Minerva-man dansen met een man
Biografie over jonkheer en homoactivist Floris Michiels van Kessenich
Jonkheer, corpslid én homoactivist: dat was Floris Michiels van Kessenich (1957-1991). Bekendheid kreeg de flamboyante Michiels door zijn acties tegen kardinaal Simonis, die homoseksuelen de communie weigerde. Minder bekend is zijn beginperiode als homoactivist bij Minerva. Jos Versteegen tekende zijn levensverhaal op in De Roze Jonker. Floris Michiels van Kessenich, homoactivist in corps, kerk en politiek. De biografie verschijnt volgende week vrijdag.
Het is 1983. Roze Zaterdag, de jaarlijkse homodemonstratie en -manifestatie, vindt in Leiden plaats. In de optocht loopt jonkheer Floris Michiels van Kessenich mee. Met opzet in jasje-dasje, zodat hij duidelijk herkenbaar is. Een roze driehoek prijkt op zijn revers. Een stuk karton met de tekst 'Adel loopt ook mee' hangt voor zijn buik. Het is de eerste keer dat Michiels openlijk voor zijn geaardheid uitkomt. Het is ook de eerste keer dat iemand uit de zogenoemde betere milieus zo'n daad stelt. Michiels stamt uit een katholieke adellijke familie. Al profileren homoseksuelen uit linkse groeperingen zich al sinds de jaren zeventig, in traditionele rechtse kringen is homoseksualiteit nog steeds taboe.
Michiels brengt met zijn ludieke actie een schokreactie teweeg binnen het Leidse Studenten Corps Minerva, waar hij lid van is. Het is de roddel van de sociëteit. Spottend noemen sommigen hem 'freule Van Kessenicht'. Wat bewoog Michiels om de openheid te zoeken? Volgens zijn biograaf, Jos Versteegen, wilde hij binnen het conservatieve bolwerk Minerva een mentaliteitsverandering teweeg brengen. 'Toen hij in 1982 lid werd bij Minerva, kwam hij met een missie. Hij wilde de mores veranderen. Op homo-emancipatiegebied "de beuk erin gooien", zoals hij zelf zei. Openheid over homoseksualiteit was binnen Minerva toentertijd niet mogelijk. Voor hem was het belangrijk dat homo's voor hun geaardheid konden uitkomen en dat ze niet het slachtoffer werden van discriminatie.'
Na dit eerste optreden van Michiels als homoactivist binnen Minerva volgen er meer. Zo danst Michiels op het Lustrumgala in 1984 met een man in plaats van met een dame, zoals de gewoonte is. Een vergelijkbare actie onderneemt Michiels een jaar later opnieuw. Na de muziekuitvoering van 'Sempre Crescendo' moet Michiels als praeses van het Leidsch Studenten Tooneel cortège lopen. Gewoonlijk vraagt men daarvoor een vrouw. Michiels vraagt echter een vriend hem te vergezellen. Later dansen ze samen op het Sempre-bal. Onvermijdelijk zijn ze 'the talk of the town'. Dat een man met een andere man danst, is een nog nooit vertoonde gebeurtenis. Toch verloopt de avond rustig. Versteegen: 'Natuurlijk spotte men er wel mee. Maar over het algemeen werd Michiels positief benaderd.'
In het boek De Roze Jonker zegt een vriendin over Michiels' optreden: 'Hij had iets van een intrigant. Binnen de kortste keren had hij zich ingewerkt in de sociëteit. Iedereen respecteerde hem, iedereen viel ook wel een beetje voor hem, en tegelijkertijd hadden ze het paard van Troje binnengehaald.' Voordat Michiels in Leiden begon met zijn studie kunstgeschiedenis, studeerde hij Engels en Duits in Amsterdam. Ook daar was hij lid van het corps. Hij koos er echter bewust voor zijn homoseksualiteit geheim te houden. Het Amsterdamse Studentencorps ervoer hij als te homovijandig en heteroseksistisch. Zijn grote angst was dat zijn eigen kring hem zou buitensluiten. Hij leidde een dubbelleven. Op de sociëteit conformeerde hij zich aan de heersende heteronormen en in de homokroegen zocht hij contact met homoseksuelen. Maar eenmaal in Leiden aangekomen, verliest hij zijn schroom en ontwikkelt hij zich tot voorvechter van de homo-emancipatie in de 'betere kringen'.
Twee belangrijke gebeurtenissen hebben hierbij een beslissende invloed gehad. Allereerst drong na een mislukte zelfmoordpoging het besef tot hem door dat hij zich niet hoefde te schamen voor zijn geaardheid. 'Duidelijk: ik ben niet gek, ik heb het recht hier te zijn. De maatschappij heeft het bij het verkeerde eind, niet ik. Het kon me ook niet meer schelen hoe de mensen over me dachten.' Ten tweede wist hij vanaf 1985 dat hij besmet was met het HIV-virus. Versteegen: 'Dat heeft hem een enorme impuls gegeven om zich volledig te storten op de homo-emancipatie, op het veroveren van een eigen plek voor homoseksuelen. Hij wist dat hij niet lang meer te leven had en dat zijn tijd kort was. Hij wilde voordat hij zou sterven iets bereikt hebben.'
Scheldwoorden verboden
Michiels laat het daarom niet bij de eerder beschreven acties. In de Correl, het verenigingsblad van Minerva, gaat hij de discussie aan over het bespotten van homo's op de sociëteit. In één van zijn polemieken schrijft hij over een bezoek van het Amsterdams Studenten Corps aan Minerva waar hij aan het begin van zijn Leidse periode bij was. Volgens de mores wachtte een grote groep Leidse corpsleden de bezoekers op om ze tegen te houden en uit te schelden. Geschokt constateerde Michiels dat de Amsterdamse Corpsleden werden uitgescholden voor homo. Hij schrijft in de Correl hierover: 'Het is een schande dat de corpora het enige academisch verband vormen binnen de universitaire wereld waar op evidente en ondoordachte (en dus geïntegreerde) wijze sprake is van homodiscriminatie.
Michiels beseft dat het scheldwoord 'homo' niet alleen om zijn inhoud werd gebruikt, maar ook omdat het lekker in de mond lag ('die twee o's erin doen het goed'). Het woord was makkelijk in gebruik omdat niemand bekend stond als homo. Volgens Michiels kon op invaliden bijvoorbeeld niet gescholden worden omdat een aantal corpsleden in een rolstoel zat. Voor Michiels was het een uitgemaakte zaak: 'Homo moest je binnen het corps niet wezen en was je het toch, dan kon je maar beter je mond houden,' stelt hij in het Correl-artikel. Hij pleit daarom voor uitbanning van het scheldwoord homo en daarmee voor homo-emancipatie binnen Minerva.
Na anderhalf jaar discussiëren in het verenigingsblad lukt hem dat. Volgens Versteegen besluit het collegium van Minerva dat de term 'homo' niet meer als corporaal scheldwoord gebruikt mag worden. Ook worden de scheldwoorden 'jood', 'Turk' en 'hoer' verboden.
Homodispuut
Na het uitbannen van het scheldwoord 'homo' had Michiels een nieuw plan dat de homo-emancipatie binnen Minerva verder zou moeten bevorderen. Hij richtte in 1985 het homodispuut 'Antinoüs' op, genoemd naar de minnaar van de Romeinse keizer Hadrianus. In 1987 begon het dispuut, na toestemming van het collegium voor de oprichting, officieel te functioneren. Een plaats in de studentenalmanak van Minerva bezegelde de status. Een jaar na oprichting telde Antinoüs al ongeveer negentig leden, waarvan twintig studenten en zeventig reünisten. Bovendien vond Antinoüs navolging. In andere studentensteden werden ook homodisputen opgericht. Het verschijnsel homodispuut kreeg veel aandacht in de media. Het was immers een noviteit binnen de corporale wereld. Michiels genoot van alle aandacht, weet Jos Versteegen. 'Hij vond het heerlijk om in het middelpunt van de belangstelling te staan. Daar was het hem uiteindelijk om te doen. Hij had niet alleen hart voor de homo-emancipatie. Hij wilde ook een belangrijk persoon zijn.'
De inspanningen van Michiels deden een subcultuur ontstaan binnen Minerva, waarin corpsleden openlijk voor hun homoseksualiteit konden uitkomen. Zij waren niet langer aangewezen op de homoscene.
Maar Michiels' zucht naar publiciteit zorgde voor een breuk binnen Antinoüs. De meeste leden wilden vooral dat Antinoüs een gezelligheidsclubje was en geen platform voor homoactivisme. Nadat Michiels een aantal keren de media had ingeschakeld zonder de dispuutsleden daarover in te lichten, werd hij gedwongen op 'non-actief' gezet. Hij beloofde een jaar de publiciteit te schuwen. Michiels kon zich binnen het corps dus niet meer profileren als homoactivist.
Maar hij zet zijn strijd tegen homodiscriminatie door. De katholieke kerk en de politiek worden zijn nieuwe actieterreinen. Binnen de katholieke kerk wordt met name kardinaal Simonis het doelwit, omdat hij homoseksuelen uitsluit van de communie. Om homo's een plaats in de kerk te geven, besluit Michiels speciaal voor hen een katholieke organisatie op te richten: Dignity Nederland. Er worden afzonderlijke missen gehouden zodat ze toch hun geloof kunnen belijden. In de politiek bestrijdt Michiels de CDA-opvatting dat het confessionele onderwijs de mogelijkheid moet krijgen om homoseksuele leraren en leerlingen te weren.
Voortrekker
De 'roze jonker' stierf in 1991 aan aids. In hetzelfde jaar dat Floris Michiels van Kessenich sterft, valt het homodispuut Antinoüs uiteen. De redenen daarvoor zijn niet met zekerheid vast te stellen. Jos Versteegen gaat er in zijn boek niet op in. Hij meldt alleen dat Antinoüs vanaf 1991 niet meer in de almanak vermeld staat. Een verklaring wil hij desgevraagd wel geven. Versteegen: 'Ik denk dat Floris Michiels de motor van het dispuut was.' De huidige situatie bij Minerva wijst ook in deze richting. Zo is de huidige praeses collegii, Stijn Groenink, niet op de hoogte van het door Michiels bereikte verbod op het scheldwoord 'homo': het initiatief dat Versteegen juist zo belangwekkend vindt voor hetgeen Michiels bereikt heeft.
Men mag zich dus afvragen of homo's binnen Minerva zich na de dood van hun 'voortrekker' in hun schulp hebben teruggetrokken. Niet dat homo's niet geaccepteerd worden. Groenink: 'Er bestaat geen anti-homostemming op de sociëteit. Homoseksualiteit is algemeen aanvaard. Net als in de maatschappij. Er zijn ook homo's op Minverva, alleen zijn ze niet georganiseerd in een dispuut.'
Bekijk hier het complete overzicht van de dichtbundels van Jos Versteegen en maak kennis met de verhalen achter zijn werk. Lees verder
Lees meer over de biografieën die Jos Versteegen heeft geschreven. Lees verder
Bekijk de vertalingen van Jos Versteegen. Lees verder
Bekijk de bloemlezingen van Jos Versteegen. Lees verder
Bekijk de naslagwerken van Jos Versteegen. Lees verder