
Voor zijn dichtbundel Woon ik hier sprak Jos Versteegen met tientallen ouderen uit een nabijgelegen verzorgingshuis. De bewoners, variërend in leeftijd van begin zeventig tot ver in de negentig, deelden hun levensverhalen en herinneringen. Hun ervaringen vormden de inspiratie voor een bundel vol weemoedige, ontroerende en soms aangrijpende gedichten over het verleden.
Over de bundel 'Woon ik hier' schreef Sieneke de Rooij:
Niet alleen de inhoud, maar ook de vorm is indrukwekkend. Ogenschijnlijk zo makkelijk, zonder rijm, met wit voor rust, zit er een ongemerkte cadans in de gedichten. Ze lopen zonder te deinen, en als je een aantal beginregels leest voel je hoe je mee naar binnen wordt genomen. 'U ziet nog uniformen, lege panden'. 'Er was muziek in Medan, aan de kade'. 'Er liep een zwijntje door ons huis,'. 'Dit is uw plakboek en u gaat aan boord.' Lees de hele recensie.
"'Welnee, die meisjespop is niet van mij,
die foto ook niet, met dat blonde haar.
Vanmiddag komt mijn vader, die weet alles.
Ik denk dat ik moest wassen, thuis, en strijken,
veel werk, met hoeveel waren wij, met veel.
Die grote klassen, 's zomers in een bus
vol liedjes, boterhammen, ergens heen.
Ik heb gezongen in een koor, ik danste.
Vanmiddag komt mijn vader, die weet alles.
Mag ik nu ook iets vragen? Woon ik hier?
Dan staat u op, loopt naar de gangdeur toe,
die openstaat, en leest uw naam, voluit.
Vanmiddag komt uw man, en die weet alles.'Uit: Woon ik hier
Hieronder vindt u meer gedichten uit deze bundel. Klik op de titel om het gedicht te lezen.
"U praat een droevig kind tevoorschijn,
door vader op het groene laken
van een biljart te koop gezet:
'Wie hem betaalt, die mag hem hebben.'
U zwijgt als dat café van toen,
vervolgt dan uit uw smalle hoofd
die klucht van tachtig jaar geleden:
een man, ruw maar goedhartig, die
uw vader door de kroegruit smijt,
uw haren streelt, zijn zakdoek geeft
en levenslang voor u zal zorgen.
U praat een droevig kind tevoorschijn
dat naar zijn vader heeft gezocht,
aanklopte bij het juiste huis
en naar de wetten van de klucht
vanuit een hoog raam, openpiepend,
beplensd werd uit een oude po.
U glimlacht uit uw smalle hoofd.
U ziet de kronkels van uw plot,
de klucht die steeds wordt opgevoerd
in deze kamer, in dit hoofd,
te licht haast om te dragen.
Uit: Woon ik hier
"Wanneer uw moeder jarig was,
dan kreeg ze van de bovenbuurvrouw
de mooiste lappen stof, katoen
of zijde, u ziet de tulpen nog
tegen een blauwe achtergrond.
Het baaltje stoffen was in touw gedraaid,
en in de vroege ochtend,
wanneer uw moeder jarig was,
dan liet de bovenbuurvrouw, eenhoog,
dat pakje zakken voor uw raam.
Uw moeder droeg de tulpen nog,
op blauw, toen zij daar niet meer woonde,
de bovenbuurvrouw van de stoffen.
'Ik kom terug,' had ze gezegd,
en in haar beste jas ging zij
de trap af naar het voorportaal.
Er stonden wagens in de straat.
Het was om vier uur in de morgen.
Uit: Woon ik hier