Onno Havermans in Trouw, 29 april 2000:
'Dat komt in ons milieu niet voor'
Floris Michiels van Kessenich, homoactivist in betere kringen
Hij hoorde bij de VVD, maar net zo goed bij radicaal-links. Floris Michiels van Kessenich wilde alles: de adellijke familie, het studentencorps, de katholieke kerk, de politiek. Een eenzame jongen, die op zijn dertiende besefte dat hij anders was en als homoactivist 'de beuk erin gooide' in de betere kringen. Een actievoerder die soms ver voor de eigen troepen uitliep. Een gevoelige, onzekere man, die zijn hele (korte) leven op zoek was naar warmte en geborgenheid. Gisteren verscheen de biografie van de Roze Jonker.
Voor de homobeweging was jonkheer Michiels maar een rare snuiter. Als telg uit een adellijk Limurgs geslacht voelde hij zich niet thuis bij het COC, waar zijn jasje dasje wel erg uit de toon viel tussen de oorbellen en de tuinbroeken.
Hij begon als student in Amsterdam het Borrel- en Eetgenootschap voor Deftige Heren Homosexuelen, dat al snel de neutrale naam Donderdagavond Eet Club zou krijgen, een ontmoetingsplek voor homo's van goede komaf. DEC bestaat nog steeds, net als de Stichting Dignity Nederland, die elke derde zondag van de maand in Amsterdam een kerkdienst voor homo's organiseert. 'Hij heeft rechtse homo's een plek gegeven,' zegt biograaf Jos Versteegen. Floris Michiels van Kessenich had het boek zelf willen schrijven, als steun voor al die jongeren die er nog niet voor durven uitkomen dat ze homo zijn. 'Dat betekent een eenzame schooltijd, waarin iedereen met elkaar experimenteert, verliefd wordt, behalve jij,' zegt hij in 1990 in een interview met het weekblad Elsevier. 'Als je als Turk of Marokkaan wordt gepest, heb je tenminste nog de steun van je familie. Als homopuber zit je alleen met je Grote Geheim.'
Het komt er niet van. Michiels overlijdt op 15 december 1991, 34 jaar oud, aan aids. Hij beseft dan al jaren dat dit moment nabij is; precies drie maanden eerder laten hij en zijn Amerikaanse vriend Michael Kovner hun relatie inzegenen in de Dominicuskerk in Amsterdam, een prelude op het homohuwelijk dat voor de kerk nog altijd taboe is. De schok komt ruim zes jaar eerder: in mei 1985 blijkt uit een test dat Michiels besmet is met HIV, het virus dat de dodelijke ziekte veroorzaakt.
Hij zet meteen een punt achter zijn relatie met een Leidse studente geneeskunde. Een vriendin? Jawel, de fanatieke bestrijder van homofobie in de rechtse wereld van corpsballen en kouwe kak heeft in de lente van '85 een vriendin. 'Het ging van haar uit, terwijl ze wist dat ik homo was. Iedereen was net gewend aan de gedachte: we hebben in ieder geval één homo. En toen dit. Opeens begonnen heterojongens, die me voor die tijd hadden gemeden, me op mijn rug te kloppen. "Hé Michiels! Goeie vent. Altijd al gedacht, jij bent geen homo." Grappig en triest tegelijk.' (opnieuw Elsevier, 27-10-1990).
Een treurige geschiedenis
De uitslag dat hij seropositief was, vormt het derde grote keerpunt in het leven van Michiels. Tot dan studeert hij (eerst Engels, later Duits en kunstgeschiedenis) met als doel een maatschappelijke positie te bereiken. Maar in 1985 besluit hij dat de homo-emancipatie zijn vak zal zijn in de tijd die hem nog rest. Hij maakt zijn studie nog wel af, maar zijn hele aandeel in het familiekapitaal gaat op aan de homobeweging. Hij laat alle schroom varen en geniet steeds meer van de publiciteit die zijn acties krijgen.
Alles wat hij doet is te herleiden tot zijn eigen geschiedenis, zegt biograaf Jos Versteegen. Een treurige geschiedenis. Michiels van Kessenich groeit op in Duitsland en Zwitserland, met twee oudere zussen. Had zelf ook een meisje willen zijn. Terug in Nederland voelt hij zich anders, want van adel en 'een halve buitenlander'. Op school schelden andere kinderen hem uit voor flikker. 'De klas wist het eerder dan ik,' zegt hij vijf maanden voor zijn dood tegen het weekblad HP/De Tijd. 'Er waren wel momenten dat ik dacht: er is iets wat je als jongetje met mannen kunt hebben, maar het was te ongrijpbaar.' Op zijn dertiende weet hij het zeker. Hij stapt de werkkamer van zijn vader binnen en zegt: 'Ik ben homo.' Het antwoord is kort, maar verbijsterend: 'Dat komt in ons milieu niet voor.' Floris is een echt moederskindje en zij legt hem uit wat 'ons milieu' is: mensen zoals hij, zijn opa die baron is, ooms en tantes, maar niet de werkster. Het voelt alsof hij verraad pleegt aan zijn familie.
Vanaf zijn veertiende gaat hij in het geniep op zoek naar andere homo's. Hij ontmoet ze bij urinoirs, op het station in Utrecht of Amsterdam. Gaat mee met mannen die drie keer zo oud zijn als hij. Zijn eerste contact is een bevestiging, niet om de seks maar om de intimiteit. 'Die man hield me vast, dat was heel prettig.' Thuis verzwijgt hij zijn avonturen, die voor de betrokken mannen strafbaar zijn zolang hij onder de zestien is.
Pas als student in Amsterdam, met zijn grote homoscene, voelt Michiels zich een beetje bevrijd. Toch durft hij nog altijd niet openlijk voor zijn geaardheid uit te komen. Hij besluit pas na lang dralen lid te worden van het corps, zijn 'natuurlijke achterban', en is vervolgens bang dat jaargenoten hem zullen betrappen als hij een van de homokroegen verlaat. In 1978 doet hij een zelfmoordpoging, maar hij wordt op tijd gevonden en belandt in een crisiscentrum. Daar bezoeken twee bestuursleden van zijn jaarclub hem om te vertellen dat zijn homoseksualiteit voor niemand een probleem is.
Floris voelt zich nu pas echt bevrijd. 'Het kon me ook niet meer schelen hoe de mensen over me dachten. Ik stelde mezelf een opdracht. Het zelfmoordpercentage onder homopubers is nog steeds veel hoger dan onder hun heteroseksuele leeftijdgenoten. Ik mocht nooit vergeten hoe eenzaam ik me had gevoeld en ik moest voorkomen, voor zover ik kon, dat anderen hetzelfde zouden doen als ik.' (Elsevier, 27-10-1990)
Omdat in het corps toch een heterosfeertje hangt en de homokroegen hem te ordinair zijn, richt hij in september 1979 met enkele andere homo's de Donderdagavond Eet Club op. 'Een van de eerste buitenactiviteiten was een fietstocht langs Haarlem naar de ruïne van Bredero en naar Beeckestijn, waar we uitgebreid hebben zitten thee drinken en cakes eten. 't Was zo'n mooie dag, heel sereen. Toen besefte ik: dit is waar ik recht op heb. In een kroeg sta je urenlang te turen om iemands lul uit de broek te kijken. Ik vind het heel prettig om eerst eens wat in een parkje te wandelen, elkaar zo het een en ander te vertellen, zonder dat je ogenblikkelijk met iemand op de bek moet gaan.' (Homologie nr. 6, 1985)
Het Leidse studentencorps
Drie jaar later verkast hij naar Leiden, waar hij zich aanmeldt als lid van Minerva. Een vriendin zal later tegen Versteegen zeggen dat het corps hiermee 'het Paard van Troje' binnenhaalt. Michiels wil wat laten zien. Hij loopt in 1983 mee tijdens de parade op Roze Zaterdag, die dat jaar toevallig in Leiden wordt gehouden, met voor zijn borst de tekst: Adel loopt ook mee. Achter zijn rug geven Leidse studenten hem de spotnaam 'freule van Kessenicht'. Een jaar later verschijnt hij op het Lustrumgala van Minerva met een vriend aan zijn zijde en in 1985 laat hij zich als voorzitter van het Leidsch Studenten Tooneel tijdens het cortège lopen op het jaarlijkse Sempre-bal vergezellen door een vriend, met wie hij ook danst. 'Alsof je in de jaren vijftig zit,' zegt Versteegen. 'Dansen met een man is dan op het COC allang vertoond.' Daarna volgt de grote klapper: de oprichting van het homodispuut Antinoüs, genoemd naar de minnaar van de Romeinse keizer Hadrianus. Aanleiding is een bezoek van het Amsterdamse corps aan Minerva, waarbij de Leidse studenten volgens traditie binnenkomst van de bezoekers trachten te verhinderen. Michiels staat midden tussen de Leidse troepen, als hij opeens een scheldwoord hoort. 'Het altijd nagejouwde woord met de twee "o's" dreunt loeiend tegen mijn trommelvlies, trommelt steeds verontwaardigder door mijn hoofd en echoot door, weerkaatsend tegen pilaren, schuldig bonkend tegen de zware deuren van de bestuursgangen, vult elke ruimte van de sociëteit tot boven in de nok. Harder, steeds harder. Ik sta stil. Stokstijf en in paniek, met rood hoofd en zweetdruppels op mijn voorhoofd. Ik wil weg, voel me aangevallen en uitgestoten, ik wil mijn lidmaatschap van deze vereniging opzeggen. Maar ik kan niet weg, sta midden in de menigte die Amsterdam het woord toeroept, hard, vijandig en overdonderend beschuldigend. Ik word omlaag geduwd, voel me mijn eigen Judas.' (uit Correl, april 1986)
Michiels gaat in de aanval via polemieken in het verenigingsblad en klachten bij het bestuur. Hij bereikt uiteindelijk dat 'homo' als scheldwoord wordt verboden, net als 'jood', 'Turk' en 'hoer'. De huidige voorzitter van Minerva weet echter niets van die regel, zo verklaart hij in de Leidse universiteitskrant Mare. Ook het homodispuut bestaat niet meer, maar volgens de voorzitter wil dat niet zeggen dat er onder de leden van Minerva geen homo's meer zouden zijn. 'Ze worden gewoon gerespecteerd.' Versteegen maakt er zich niet druk om. 'Floris was destijds tevreden met die regel. Hij trok zich die scheldpartijen zeer aan. En het maakte ook de weg vrij voor Antinoüs. Misschien is dat nu niet meer nodig.'
Kerk en politiek
Zijn activiteiten lokken steeds meer publiciteit uit en Michiels geniet van zijn groeiende bekendheid. Maar niet iedereen neemt hem dat in dank af. Leden van Antinoüs en DEC willen dat hij zich een poosje afzijdig houdt, waarna Michiels in 1987 teruggaat naar Amsterdam. 'Het lijkt alsof hij met lege handen staat,' zegt Versteegen. 'Hij zoekt een nieuw werkterrein voor zijn activiteiten en vindt dat in de katholieke kerk.' Michiels provoceert kardinaal Simonis en de bisschoppen Bomers en Ter Schure door als praktiserend homo demonstratief ter communie te gaan (de hostie wordt hem in Den Bosch door Ter Schure geweigerd) en in Amsterdam zogeheten 'roze missen' te organiseren.
Na de oprichting van Dignity, dat kerkdiensten voor homo's organiseert, verlegt hij zijn aandacht naar de politiek. Hij strijdt voor een anti-discriminatiebepaling in de nieuwe Algemene Wet Gelijke Behandeling (die er in 1994, drie jaar na zijn dood, ook komt), voert actie tegen discriminerende wetgeving in Engeland en Oostenrijk en voor homoseksuele kandidaten bij de verkiezingen van Europarlement en Tweede Kamer (Stem Roze). Wie de biografie leest, krijgt soms de indruk dat hij al die activiteiten tevoren zorgvuldig heeft gepland. Maar zo zit het niet, aldus Versteegen. 'Hij is van het ene in het andere gerold. Alleen in Leiden ging hij doelbewust bij Minerva, het ultieme corps, om de beuk erin te gooien. Maar dat wist hij vijf jaar eerder nog niet. Zoals hij ook niet wist dat hij in de kerk en de politiek actief zou worden. Het werd gewoon steeds breder omdat hij steeds meer mensen leerde kennen. Hij hoorde bij de VVD, maar als die de verkeerde ideeën koestert, brak hij uit zijn stand. Hij wilde alles.'
Bekijk hier het complete overzicht van de dichtbundels van Jos Versteegen en maak kennis met de verhalen achter zijn werk. Lees verder
Lees meer over de biografieën die Jos Versteegen heeft geschreven. Lees verder
Bekijk de vertalingen van Jos Versteegen. Lees verder
Bekijk de bloemlezingen van Jos Versteegen. Lees verder
Bekijk de naslagwerken van Jos Versteegen. Lees verder