Het Limburgs Dagblad publiceerde op 11 november 1998 deze recensie door Rob Molin:
De wereld door glas bekeken
Met zijn debuut Voorgoed volmaakt (genomineerd voor de C. Buddingh' Prijs 1997) waarin het thema van de vergankelijkheid op niet alledaagse wijze een uitwerking vond, vestigde Jos Versteegen (geboren in Helden-Panningen) zijn naam als dichteer. De belofte die Voorgoed volmaakt inhield, heeft Versteegen grotendeels ingelost in zijn tweede bundel Jonge meesters. Daarin reageert hij wederom op impulsen die hem door heden of verleden zijn ingegeven. In gestileerde en soms ook wel een tikkeltje te mooie verzen vinden we de neerslag van zijn omgang met heden, jeugd en verre verleden. In de afdeling 'Terugwegen' is de Limburgse natuur herkenbaar, temidden waarvan Versteegen (1956) is opgegroeid.
Zijn waarnemingen en herinneringen etaleert hij in klassiek aandoende verzen. Hij ontrukt de opgemerkte taferelen in het dagelijks leven aan hun oorspronkelijke context, waardoor ze een eigen leven gaan leiden in Versteegens wereld die doordrenkt is van eenzaamheidsbeleving.
De op zichzelf betrokken waarnemer krijgt meteen al gestalte in het inleidende vers 'Bericht': de stem op zijn antwoordapparaat spoort hem aan niet tot een oppervlakkig telefonisch contact, maar tot het schrijven van intieme poëzie die meer teweeg vermag te brengen dan een prozaïsch, alledaags gesprek. Een reviaanse eenzaamheid blijft echter door de gedichten spoken, maar dan een zonder ongrijpbare ironie en met een indringende oprechtheid:
Lijn 2 scheert langs de jongen, stopt.
Daar is de jongen weer, passeert.
Hij heeft mij zes keer niet gezien.
Versteegen bekijkt, soms letterlijk en veelal figuurlijk, de wereld door glas. Daardoor worden zijn waarnemingen gefilterd en bijna ongemerkt vertekend. Hij verwoordt zijn afstandelijkheid én betrokkenheid alsof hij tentoongestelde objecten waarneemt en eigenzinnig becommentarieert. Overbodig om op te merken dat Versteegen door deze wijze van kijken zijn isolement een speciale dimensie geeft:
Dan staan wij op, en vader krast
de bloemen van de ruit, het wak
waardoor we naar de verte staren.
In de afdeling 'Slotregels' laat Versteegen zich van een directere kant zien. Hij informeert ons er over de problemen rond de herenliefde, maar dramatiek en clichés vieren er hoogtij. Naar het einde toe zijn er barsten in de vitrine gekomen, waardoor het tentoongestelde niet meer het verdiende loon van de intense belangstelling krijgt.
Op 31 december 1998 publiceerde Hans Warren in de GPD-bladen een dubbelrecensie over de stadsgids Roze Amsterdam (zie 'Andere boeken') en de dichtbundel Jonge meesters:
Amsterdam bekeken door een roze bril
In Jos Versteegens Roze Amsterdam kun je lezen waar in de hoofdstad homovriendelijke kerkdiensten worden gehouden, waar homoseksueel verantwoorde broodjes te koop zijn, waar je moet zijn voor lesbische tango-dansles, maar in de eerste plaats is het toch een literaire reisgids.
In een aantal stadswandelingen laat Versteegen zien 'wat er op welke plekken gebeurde', en daarbij citeert hij uitgebreid uit homo-erotisch getinte verhalen, romans, gedichten en dagboeken. Veel aangehaalde auteurs zijn Jacob Israël de Haan, A.F.Th. van der Heijden, Gerrit Komrij en Gerard Reve. We gaan ook naar de plek waar Adriaan Venema zijn loopbaan als hoer begon: 'De business-jongens kennen het urinoir, het middelpunt van de geldmakerij, maar die avond wist ik dat nog niet.' De plaatsen van Harry Mulisch' Twee vrouwen worden aangedaan, enzovoorts. Jos Versteegen verwees ook naar eigen werk, naar het hierbij afgedrukte gedicht 'Tramlijn begeerte' om precies te zijn. Hij onthult dat het vers zich afspeelt op het traject Martelaarsgracht-Leidsestraat. Het vers is opgenomen in zijn nieuwe dichtbundel Jonge meesters, en wel in de afdeling 'Amsterdammertjes' die meer werk bevat dat in Roze Amsterdam niet had misstaan. Versteegen is al veel langer in de literatuur actief, maar het in 1996 verschenen boek Voorgoed volmaakt werd als zijn officiële debuut gepresenteerd. In die bundel stonden heel wat volmaakt verzorgde sonnetten.
Ook in het tweede boek zijn sonnetten te vinden. 'Tramlijn begeerte' is er een voorbeeld van. Maar de dichter heeft de dingen toch wat anders aangepakt. Aan eindrijmen doet hij niet langer, des te meer legt hij zich toe op andere klankeffecten en ritme. Versteegens poëzie is niet alleen van belang vanwege de fraaie vorm, maar ook vanwege de inhoud. Wat een gedicht als 'Tramlijn begeerte' zo aantrekkelijk maakt is de mengeling van lichtheid en weemoed. Hij is heel bedreven in dit soort portretten met woorden, zoals hij ook demonstreert in 'Fabiola' over de gelijknamige figuur die als levend kunstwerk door Amsterdam loopt: 'Zij sleept zich voort in huishoudfolie, / die ritselend de straten veegt. / Zij draagt een hoed van crêpepapier. / Theelepels hangen in haar oren.'
Versteegen houdt zich in de afdeling 'Terugwegen' bezig met zijn jeugd. Zo tekent hij liefdevol zijn grootmoeder: 'Besnorde, vredige reuzin, / breed monument in grijze lappen, / je huid zit krap en wil gestreeld.' De bundel wordt besloten met liederen voor gestorven jongens. Maar in Jonge meesters verlustigt hij zich toch vooral aan gabberoortjes, blonde moordenaars, een jongen die door een najaarsdag skeelert, alles kortom wat het leven zo opwindend maakt in roze Amsterdam.
Tramlijn begeerte Lijn 2.
Ik zie de jongen gaan,
hij skeelert door een najaarsdag,
de straat vol blad en kleine meisjes.
De zon lift mee op stekelhaar.
Zijn rugzak is een kunststof wasbeer
die angstig aan zijn schouders kleeft.
Zakmes en sleutels, aan een ring,
slaan ritmisch op zijn korte broek.
Met zwier schaatst hij de tram voorbij,
zijn benen, lang en glinsterend,
zo vreemd en zeldzaam in november.
Lijn 2 scheert langs de jongen, stopt.
Daar is de jongen weer, passeert.
Hij heeft mij zesmaal niet gezien.
Jos Versteegen
Bekijk de dichtbundel Jonge meesters. Lees verder