Bespreking door Hans Warren in de GPD-bladen:
Jos Versteegen blijft zichzelf in keurslijf van het sonnet
De Nederlandse literatuur heeft er een interessante dichter bij: Jos Versteegen heet hij en zijn eerste bundel is getiteld Voorgoed volmaakt. Al wordt dit boek dan als zijn debuut aangemerkt, hij is niet helemaal een nieuwkomer in de poëzie. Onder het pseudoniem Robert Alquin publiceerde hij in 1984, samen met iemand die zich van de schuilnaam Peter Coret bediende, Het lustprieel. Verder verschenen gedichten van hem in tijdschriften als De Tweede Ronde en Hollands Maandblad. Maar dat hij een volleerd dichter is, blijkt vooral uit zijn werk.
De bundel van Versteegen is hecht gecomponeerd, wat betekent dat enkele van zijn beste gedichten er geen plaats in konden krijgen. Hij blijft een liefhebber van de een strakke vormgeving: dit gebonden boekje is helemaal gevuld met gebonden poëzie. Hij schrijft knappe sonnetten, mooi van ritme en verrassend van rijm. Stoplappen zijn een zeldzaamheid bij hem. Eén keer wordt hij vanwege de voorafgaande 'muren' gedwongen het te laten ruiken naar 'stof en kamferzuren' en een andere maal brengt rijmdwang hem tot het rare 'De avond valt, het is al over vier'. Meestal is zijn techniek echter onberispelijk. Maar wat hem vooral zijn voorsprong op de gemiddelde sonnettendichter bezorgt, is dat hij in het keurslijf van de vorm helemaal zichzelf kan zijn. Bij hem ontbreken de ouwelijke wendingen en de versleten regels, die het werk van anderen nogal eens bederven.
Oorlog
Voorgoed volmaakt telt drie afdelingen. De verzen uit het eerste deel, Erfgoed genaamd, lijken vooral op de verhalen uit de familie van de dichter te zijn geïnspireerd. Zo kan het gebeuren dat hoewel Versteegen in 1956 werd geboren, we toch herinneringen over de oorlog te lezen krijgen. In de tweede afdeling Rondgang gaat het vaak over de dood en de doden. Een sterk gedicht vind ik Stilleven I over een feest dat 'tussen de graven van de laatste eeuw' is gevierd. Elk spoor ontbreekt, 'er is alleen / mijn eigen voetstap van de poort tot hier.' Jammer genoeg is er ook een Stilleven II, waarin hij het lugubere geheim ondermijnt: 'Dat hier het landschap trilde, en de doden / bij 't schallen van een overwinningslied / ontsnapten aan de zerken en de zoden / als was 't een goocheltruc - het zal wel niet.' Heel merkwaardig is de cyclus Buitenplaats, een horrorstory over een jonker die een uitgebrand landhuis bewoont en zich dagelijks voedt met bruine rat.
Het laatste deel Tijdopnamen bevat voornamelijk homo-erotische poëzie. Versteegen blijkt een dichter van nakijken, dromen, derven. Hij mijmert over een Javaanse tuinjongen: 'Zo zal het altijd zijn: onaangeraakt.' Verder fantaseert hij over een Oost-Duitse grensbewaker: 'Je strenge handen schoven langs mijn huid. / Je rook naar wreedheid en gevaar.' En zijn meest sensuele sonnet - het hierbij afgedrukte Opdracht - heeft een hilarisch slot. Jos Versteegen laat zo nog eens zien waar hij staat: op een heel eigen plaats tussen serieuze poëzie en licht vers.
Opdracht
Een plastic tas vol warm, welriekend leven,
zo vers en toch zo rijp en uitgegist,
droeg ik vanochtend door de najaarsmist.
De zon kwam op om dertien over zeven.
Ik joeg mijn zilver door je blonde huid,
doorsneed je fijne, soepele textuur
terwijl het nieuws weerklonk - het was acht uur,
er werd verkracht, geroofd, gemoord, gemuit.
Het delicaatste vlees, geheel vetvrij,
drapeerde ik op 't teer, beboterd wit.
Ik sloeg je dicht, ontblootte mijn gebit
en hapte toe. Zwijgend versmolten wij.
Voor u schrijf ik de heerlijkste sonnetten,
ontbijtvrienden, broskorstige kadetten.
Jos Versteegen
Recensie van Rogi Wieg in Het Parool van 12 april 1996:
Ontbijtvrienden. Gelukkig zijn er nog sonnettenschrijvers
Godzijdank leven ze nog steeds: de sonnettenschrijvers. Ik noem: Gerrit Komrij, Jan Kal, Jean Pierre Rawie, Jos Versteegen en Jan Kuiper. Jaren geleden kwam ik Dirk van Weelden eens tegen die mij op heftige, filosofische toon toesprak: 'Ik ga ook maar eens wat sonnetten bakken. Succes verzekerd.' Het moge duidelijk zijn: de avant-garde heeft minachting voor het sonnet. Maar het zou wat moois zijn als het sonnet zou verdwijnen. Wij zouden dan het sonetto (liedje), de dichtvorm die in de dertiende eeuw door de Siciliaan Jacopo da Lentini werd uitgevonden, alleen nog maar van dode dichters kunnen lezen.
In de Renaissance introduceerde Jan van der Noot het sonnet in ons land. Daarna begonnen Hooft, Bredero, Vondel en Huygens ijverig in deze vorm te dichten. Later kwamen Perk, Kloos, Verwey, Nijhoff, Slauerhoff, Du Perron, Vestdijk en Achterberg. De allergrootste sonnettendichters zijn: Dante Alighieri, Francesco Petrarca en William Shakespeare. Nou goed, Dirk van Weelden zal deze namen wel kennen. Maar kent hij ook het werk van deze dichters? Ik zou Van Weelden willen aanraden om inderdaad eens wat sonnetten 'te gaan bakken'. Dan kan hij tenminste zien dat het schrijven van een slecht sonnet zelfs geen eenvoudige zaak is.
Bij de pas opgerichte uitgeverij Vassallucci verscheen van Jos Versteegen Voorgoed volmaakt. Ik heb het boekje nog niet gezien, want ik kreeg de drukproeven toegestuurd, maar ik verwacht dat het mooi zal worden vormgegeven; zoals dat hoort met gedichten met een klassieke vorm.
Het begint meteen al goed: Jos Versteegen staat niet in de nieuwe Komrij. Dat begrijp ik niet. Tegenover de zes gedichten van de Maximaal René Huigen had één gedicht van Versteegen niet misstaan. (Die Huigen is ook een type. Ik heb die kleine meid jaren geleden nog eens aanbevolen bij Tirade. Uit dankbaarheid heeft hij me toen maar volledig afgemaakt in een interview in De Groene Amsterdammer, waarmee ik slechts zeggen wil: beter een verre buur dan een goede vriend.
De Javaanse tuinjongen van Jos Versteegen vind ik een mooi gedicht. Het doet door de openingsregel denken aan De tuinman en de dood van P.N. van Eyck dat iedereen kent en dat ik dus niet citeer.
Vanochtend is hij naar mijn huis gekomen
met grote vragen op zijn klein gezicht.
Zijn lippen: distichon, miniem gedicht.
Natuurlijk heb ik hem in dienst genomen.
Stil zie ik toe, hoe hij zijn werk verricht.
Hij breekt de dorre takken uit de bomen,
hij snoeit, laat water op het grasveld stromen
en geeft de jonge planten lucht en licht.
Een wolk van muggen overtrekt zijn bed
en dode bamboe draagt hem - weerloos, naakt,
met om zijn hals een tekst als amulet.
Zo zal het altijd zijn: onaangeraakt,
geschoven in het hoog muskietennet
op lakens van papier. Voorgoed volmaakt.
Dit is een beeldend en overtuigend gedicht. Misschien iets voor Adriaan Morriën, die zich onlangs in een radioprogramma liet ontvallen dat hij best van kleine, donkere jongetjes houdt.
In de sonnetten van Jos Versteegen worden de grote thema's aangeroerd: leven, dood, liefde, eenzaamheid. Op blz. 45 neemt het lyrisch ik, volgens mij, een hap uit een jongeman die doet denken aan de jeugdvriend van Tonio Kröger, uit de gelijknamige novelle van Thomas Mann:
Het delicaatste vlees, geheel vetvrij,
drapeerde ik op 't teer, beboterd wit.
Ik sloeg je dicht, ontblootte mijn gebit
en hapte toe. Zwijgend versmolten wij.
Voor u schrijf ik de heerlijkste sonnetten,
ontbijtvrienden, broskorstige kadetten.
In Moderne Nederlandse Poëzie van Hans Warren uit 1992 kon ik Jos Versteegen ook al niet vinden. Maar ik ken die naam toch al jaren. Of vergis ik me nu? Hoe het ook zij, Voorgoed volmaakt is een verdienstelijke bundel van een dichter die met vorm, gevoel, beeld en verstand weet om te gaan. Misschien moet Jean Pierre Rawie maar over deze bundel schrijven voor NRC Handelsblad Dat doet hij vast heel goed.
Bij de presentatie van de bundel op 29 maart 1996 in Amsterdam las Jean Pierre Rawie het volgende gedicht voor:
Ik dacht dan in de Dietsche poëzij slechts
éen Verstegen was - te weten Peter,
maar sinds de Tweede Ronde weet ik beter,
want weldra kwam er een Versteegen bij.
Veel dichtwerk is mij dichterlijk te vrij:
pentameters die lopen voor geen meter,
de versvoet valt over de eigen veter
en zelden staan de zaken op een rij.
Maar nu, ten langen leste, lijkt het tij
gekeerd, en is de nieuwe musageet er;
voorgoed volmaakt, gebonden en toch vrij,
weerklinken zijn sonnetten door de aether.
Dimittus servum tuum. Neem en lees
het boek van Jos Versteegen (met twee e's)!
Jean Pierre Rawie
Bekijk de dichtbundel Voorgoed volmaakt. Lees verder