Recensie door Victor Schiferli in Het Parool, 21 juli 2010:
Een lang vervlogen wereld
Wie terugdenkt aan zijn jeugd ziet vaak dezelfde dingen. Soms zijn het volkomen onbelangrijke gebeurtenissen die je om duistere redenen altijd bij zijn gebleven, andere keren berust de herinnering niet op het eigen geheugen, maar op het door de jaren heen herhalen van een bekend familieverhaal. Haast onmogelijk is het de sensaties op te roepen die bij je jeugdjaren horen: geuren, kleuren, geluiden, kleine en onbetekenende momenten. De intense beleving van die periode, waarin alles nieuw was, komt nooit terug. Daarom is het opvallend wat Jos Versteegen doet in zijn Zijn overhemden op jouw huid. Net als in zijn vorige, veelgeprezen dichtbundel Slapen bij een warme man, roept hij met een nauwgezette precisie een lang vervlogen wereld op, die van zijn jeugd in een dorp op het platteland. Op zondag wordt er taart gegeten en laat moeder het huis zien aan ooms en tantes: tafel en sofa op hun plaats, / kozijnen in een nieuwe kleur, / behang geplakt, vitrage schoon, / de spreien rimpelloos en wit. / Zo leven wij.
Het is een beschermde, afgezonderde wereld, die bestaat uit de eigen familie en vooral veel dieren – koeien en paarden, honden en katten en altijd en overal vliegen (die het glas niet kennen / en denken dat het vrijheid is). Versteegen zoekt het niet in de grote gebeurtenissen, maar in verstilde momenten: op zolder spelen terwijl hij zijn ouders zachtjes hoort werken in een stal, of een ontmoeting met een buurman die een pootje van een rat in de val bij de kippen heeft gevonden. De hond eet de botjes op, de man drinkt bier en rookt sigaretten:
De asbak met de peuken, smeulend,
de oliekachel hoog, en hoger,
de borden erwtensoep, het spek.
Naar buiten, staan tegen het huis,
dat koud is aan je rug.
Mooi is de plek die de beschouwer in het tafereel inneemt; hij komt pas aan het einde tevoorschijn omdat hij met zijn rug tegen de muur heeft gestaan. Verder is hij onzichtbaar: hij is waarnemer, geen deelnemer. Ingehouden is de manier waarop hij alles beziet: de onbegrijpelijkheid van een opgebaarde opa of de daaropvolgende verhuizing van oma zijn dingen die hij niet kan duiden; hij kan alleen kijken naar de details met een precieze, onsentimentele blik. Sentimentaliteit is tenslotte iets van volwassenen, niet van kinderen. Hij zit op zijn hurken en luistert naar gesprekken zonder die te begrijpen, stopt wespen onder een weckfles en drukt die in het zand - diezelfde nacht droomt hij dat ze een tunnel graven om te ontsnappen.
In veel van de beelden die Versteegen gebruikt, is de dood weerspiegeld: de vliegen tegen de ramen die worden doodgeslagen, een verplaatst kippennest waar de honden op loeren, een verwilderde jagende kat (Je ziet haar spelen met een muis / die wegrent, bloedend uit de ogen). En zo sluipt ook de thematiek van het naderende afscheid van de ouders in deze gedichten: ongemerkt heeft de hoofdfiguur het ouderlijk huis verlaten en ligt vader rechtop in bed een bakje chocoladevla te eten.
Het ruisen, 's middags, op het asfalt:
of de vitrage open mag,
hij wil de regen nog eens zien.
En welke bus je straks moet halen,
en of die aansluit op de trein.
Het is duidelijk, het afscheid hangt in de lucht, zoals dat ook al het geval was bij de grootouders en huisdieren. Nergens beschrijft Versteegen een spoortje emotie: in afgewogen bewoordingen cirkelt hij rond het drama van verlies, zonder dat het voor de hand liggend of pathetisch wordt. Gevoelens wordt niet rechtstreeks beschreven, maar opgeroepen door de aaneenschakeling van details en observaties. Daar is vakmanschap voor nodig, alsook het vermogen af te dalen in eigen herinneringen en die zodanig te beschrijven dat ze tot leven komen. Die kwaliteiten worden verenigd in deze subtiele en bij vlagen zeer ontroerende bundel.
(Toegekend aantal sterren: 4 van 5)
In dagblad De Limburger verscheen op 6 juli 2010 dit signalement van de bundel:
Jos Versteegen en thuis
Met Zijn overhemden op jouw huid schreef dichter Jos Versteegen (Panningen, 1956) een prachtbundel over een thuis dat er niet meer is. Wat rest, is een huis met 'behang dat jou nog kent, witkalk links van de trap'. Een huis echter zonder vader. Die is gestorven. Van moeder krijgt de dichter een tas met 'zeven nette overhemden: ze zijn gewassen en gestreken, ze liggen in een plastic tas te wachten op de keukentafel'. Mooier misschien nog is zijn ode aan de moeder in het gedicht 'Je moeder. Ochtend in het dorp': 'Veel adem in de kamer is van haar, er klinkt alleen geen woord in mee. Het eenpersoonsbed, de roze bloemen op haar deken, stijgend, dalend.' Nergens zwelgen in nostalgie, maar trachten vast te houden wat je niet wilt kwijtraken. Poëzie, voelbaar als 'zijn overhemden op jouw huid'.
Recensie door Lies Schut in De Telegraaf, 7 augustus 2010:
Weemoed en realiteit
Jos Versteegen – Zijn overhemden op jouw huid
Een wereld oproepen die er niet meer is, die bijna tastbaar maken met woorden en beelden, dat is wat Jos Versteegen doet in zijn nieuwe dichtbundel Zijn overhemden op jouw huid. De sensualiteit, opgeroepen door de titel, zit in de aard van de observator, de dichter, die met veel gevoel zijn jeugd beschrijft. En dat vroegere bestaan beschouwend, voelt hij weemoed, maar er is ook een harde realiteit: dood en leven gaan hand in hand op de boerderij in het dorp waar de schrijver zijn jongensjaren beleefde. Zijn voorliefde voor de natuur – vogels, hennen, poezen – is evident, maar dat mooie wordt ook weer afgenomen. Wreed heeft de dood telkens weer het laatste woord: mussen sterven, ouders en grootouders zijn er niet meer, maar de herinnering aan hen, en aan hoe het vroeger was, leeft voort en roept een gevoel van liefde op. Ondanks het onderwerp – vergankelijkheid – is de poëzie van Jos Versteegen beslist niet sentimenteel. Vakkundig houdt hij afstand – van verwanten, ouderlijk huis, herinneringen – om pas in de laatste strofe toe te slaan. In Op je hurken, luisterend: 'de droge regen hoor je niet: / waar opa vroeger liep, en oma, / valt stof in uitgesleten paadjes'. Mooi.
Recensie door Dirk De Geest in De Leeswolf (uitgave van het Vlaams Bibliografisch Documentair en Dienstverlenend Centrum), jrg. 16, nr. 6, september 2010:
Jos Versteegen 'Zijn overhemden op jouw huid'
Jos Versteegen liet zich in zijn eerdere werk al zien als een groot kenner van de menselijke psyche, zonder daarom veel aan psychologisering te doen. De dichter gaat hoofdzakelijk op een indirecte wijze te werk; hij laat de werkelijkheid als het ware voor zich spreken. Dat is ook de stijl die in Zijn overhemden op jouw huidwordt aangewend. Versteegen schildert een landelijke omgeving, allicht het landschap van zijn voorouders en zijn eigen jeugd. Het is een wereld die bevolkt wordt door stuurse, maar ongemeen sterke persoonlijkheden. Uiteraard worden die karaktereigenschappen door de kinderlijke blik van de verteller nog versterkt. Precies daardoor wordt trouwens ook de dreiging tastbaarder. Het gaat immers niet om een paradijselijk milieu, maar om een soort van primitieve oerervaring, waar levensinstinct en doodservaring extreem dicht bij elkaar liggen.
Dat gebeurt op aangrijpende wijze in het titelgedicht van de bundel; de moeder geeft, na het overlijden van de vader, diens overhemden mee met haar zoon omdat ze nog dienst kunnen doen. De zoon wordt zo als het ware de vader tot in de diepste poriën van zijn huid. Die nauwe band tussen dood en leven doorprikt de idylle, maar vormt tegelijk een noodzakelijk inzicht. Soms neemt dat tragische vormen aan, wanneer bijvoorbeeld het verven en opsmukken van nestkastjes net de dood van de vogels (door vergiftiging) met zich brengt. Het universum dat Versteegen schetst is daardoor weliswaar rechtlijnig maar allerminst eenduidig. Ook de stijl draagt bij tot dat effect. De dichter gaat via omwegen te werk, vertrekt van een schets of een detail om van daaruit onverhoeds de intrige te ontwikkelen. De vertellende stijl van Versteegen zorgt hier onmiskenbaar voor een extra effect. Dat alles maakt deze poëzie hoogst intrigerend, maar tegelijk bijzonder leesbaar.
Recensie in Vrij Nederland door Rob Schouten, 31 juli 2010:
Gefrustreerde mussen
Kalm ademende herkenbaarheid
Jos Versteegen (1956) debuteerde in 1996 met een dichtbundel waarvan de titel geen twijfel laat: Voorgoed volmaakt streefde naar eeuwige schoonheid en offerde dan ook in sonnetten aan klassieke thema's als liefde, vergankelijkheid en dood. Sindsdien heeft Versteegen nog een aantal bundels geschreven waarin hij er blijk van geeft zich niets van modes aan te trekken. Traditioneel spul, geen experimenten, geen wilde sprongen, maar vertellende gedichten met veel melancholie erin. Dat was zeker het geval in zijn vorige bundel Slapen bij een warme man, gewijd aan zijn moeder, weduwe met het portret van haar man op de televisie. Versteegen riep er een voorbije wereld in op, van het nuchtere, aardse leven op het platteland.
Zijn jongste bundel Zijn overhemden op jouw huid borduurt er naadloos op voort. Van zijn moeder krijgt hij na de dood van zijn vader diens overhemden; ze herinneren aan het vergane maar nog helder herinnerde bestaan op een kleine boerderij. Voor de hoofdpersoon, die hier in de je-vorm terugblikt, herbergde het landelijk bestaan overal dood en strijd: mussen die niet in het vogelhuisje kunnen, een muis die zijn val achter zich aan sleept tot-ie erbij neervalt, een hond die in een konijnenhol vast komt te zitten. De kleine drama's van het platteland, van ver voor de megastallen. Versteegen vertelt ze sober, zonder effectbejag, vertellend en beeldend. Dit is het Nederland van zijn ouders en grootouders:
Veel adem in de kamer is
van haar, er klinkt alleen geen woord
in mee. Het eenpersoonsbed,
de roze bloemen op haar deken,
stijgend, dalend.
Haar ouders
die bijna plechtig toezien
uit hun ovalen aan de muur.
Versteegen is een realistisch schilder, geen karikaturen, geen hyperrealisme, alleen deze kalm ademende Welt von Gestern. Zijn gedichten zijn een beetje de korenbloemen van de Nederlandse poëzie. Herkenbaar, met een helder oog voor het juiste detail, schrijft hij aan een landelijk epos: 'De oliekachel heeft een klep, daar hangt een theedoek aan te drogen'. Goed voor weemoedige terugblikken, dromen van vroeger en ook niet veel meer. Maar wat is daar eigenlijk op tegen als het, zoals bij Versteegen, maar goed gedaan is.
Recensie door Mario Molegraaf in de Wegener Dagbladen, juni 2010:
Een wrede idylle
Ode aan het huis waar de vader heeft gewoond
Ook ik heb in zo'n huis gewoond. Zo'n huis dat je deelde met muizen, veldmuizen met hun aandoenlijke snoetjes, spitsmuizen met hun smerige geur. Ze móesten bestreden, allemaal, de schatjes én de stinkerds, want ze kwamen met honderden, vooral wanneer het graan van het land was gehaald. Je zette de vallen met wroeging, ook omdat ze hun fatale werk niet altijd goed deden. Jos Versteegen schrijft in zijn nieuwe bundel over 'de nekslag in een muizenval (…) seconden lang het spartelende slepen, hout op hout.'
In een ander gedicht laat hij een gevangen muis vrij op het veld. Een symbolische daad, een goedmakertje jegens de dieren, een stil verzet tegen zijn hardvochtige omgeving. Net als in zijn vorige boek Slapen bij een warme man (2008) keert Jos Versteegen terug naar het land van zijn jeugd. Een ode op het leven op een kleine boerderij, een ode op een wereld die niet meer bestaat. Nostalgie is een gevaarlijke verleidster. Deze dichter laat zich niet inpalmen. Hij proeft nog 'de slagroom en de zwarte kersen omdat het zondag is'. Maar je bespeurt geen neiging de dingen mooier te maken dan ze zijn. Hij schetst een idylle, maar vergeet de wrede kleuren niet. In het traditionele boerenbestaan kon men zich onze sentimentaliteit jegens dieren niet permitteren. Opruimen die muizen, anders ging de oogst eraan. Ook met jonge poesjes liep het niet goed af. Vader verschijnt: 'Hij draagt een emmer van het erf, loopt naar de achtermuur en zwijgt.'
Deze vader komt veel voor in de bundel, zelfs in de titel: Zijn overhemden op jouw huid. De dichter erft zeven nette overhemden, 'gewassen en gestreken', een teken, hij is de opvolger. Maar zonder het oude leven voort te zetten, hij kan alleen dit monument van herinnering oprichten: 'Behang dat jou nog kent.' Jouw behang dat door een ander achteloos wordt verwijderd, jouw kamer die door een ander wordt bezet, bijna een ontheiliging. Je huis kan als jij er niet meer woont maar beter verdwijnen. Met man en muis.
Wachters
Ze zijn hier in het land gebleven,
je honden, ze zijn nog hier,
en ieder voorjaar draait hun graf.
Hun botjes, tussen kool en uien,
ze breken onder oogstmachines
en moeten zo de winter door.
Ze zijn niet ver van huis gegaan,
je honden, ze bleven om het huis,
waar nog vitrage hing, tapijt lag
en regen in een kachel drupte.
Jos Versteegen (geb.1956)
Recensie in het Nederlands Dagblad van 22 oktober 2010:
Het zeen, het vel, het kale bot
door Liesbeth Goedbloed
Zijn overhemden op jouw huid is de tweede bundel van Jos Versteegen. Na Slapen bij een warme man, een bundel over zijn moeder, kwam Versteegen opnieuw met een bundel vol prachtige, realistische moedergedichten. Maar in deze tweede bundel is zij niet alleen, op de keukenstoelen bij de oliekachel zitten twee mensen: een vader én een moeder. Waarschijnlijk schreef Versteegen portretten van zijn eigen vader en moeder. Je wordt als lezer uitgenodigd in dit huis, je mag een blik naar binnen werpen.
Naar het station
De oliekachel heeft een klep,
daar hangt een theedoek aan te drogen.
Zij zitten met hun ogen dicht
op keukenstoelen bij het vuur.
Je ruikt nog vlees en bonensoep
terwijl je bij het aanrecht hurkt
en foto's maakt. Hij is op sokken,
zij draagt een rode sjaal, van hem,
omdat ze neusverkouden is.
Het kan zo tochten in dit huis.
Zij wonen hier nog net.
Hun drie gekookte aardappels voor morgen,
ze liggen op een plastic bord,
met folie overspannen. Bakvet:
het witte laagje in de pan.
Er is een deur met groene planken
die nooit meer in het slot valt,
want de veer is uitgerekt. Je ziet
een hondenneus, een kattenpoot:
ze werken zich naar binnen
voor het zeen, het vel, het kale bot.
De radio staat uit, de wind
trekt aan de vlammen in de haard,
de dieren eten, uit de kraan
valt af en toe een kalme druppel
in restjes afwasschuim. Een vlieg
met ingeklapte pootjes op
de handdoek in de vensterbank.
Je klikt, je houdt je adem in.
Dan vraagt zij of je koffie wil
en hij, of hij je weg moet brengen.
Het gedicht is een soort kijkdoos. Wie dit gedicht leest, ziet een kamer voor zich waarin alles stilstaat, een stilleven waar niets verandert en niemand beweegt. 'Zij wonen hier nog net', schrijft Versteegen in 'Naar het station'. In dit gedicht zitten twee mensen met gesloten ogen te genieten van de warme kachel. Zij hebben hun ogen dicht, maar de fotograferende 'ik' is juist een en al oog: hij ziet alle details. Hij ziet dat dit huis een wachtkamer voor de dood is geworden. Niet dat het een ongezellige plek is, integendeel, alles is hier oud, vertrouwd en herkenbaar. In het gedicht dat voorafgaat aan 'Naar het station' beschrijft Versteegen een kamer, die vroeger waarschijnlijk zijn slaapkamer was. Deze kamer is een 'thuis', een plek waar je zelfs de kou herkent die hoort bij het dichtschuiven van de gordijnen: 'Je kamer en je grijze bed, / de gele sprei, de kast, het zeil. / De zware deken voor de winter, / de lakens en het kussen die / misschien nog steeds dezelfde zijn. / Het rookkanaal dat zich aftekent / als een kolom van bruin behang: / beneden staat een oliekachel. / Kou aan je handen, bij het raam, / wanneer je de gordijnen sluit.'
De beschrijving van dit ouderlijk huis doet me onmiddellijk denken aan het huis van mijn oma: in haar huis hangt dezelfde geur van vlees en bonensoep, er staat eenzelfde soort kachel en het kan er ook ontzettend tochten. En ook het huis van mijn oma wordt als sinds mensenheugenis bewoond door dezelfde dingen: degelijke meubels, dikke dekens en stokoud speelgoed waar mijn opa nog mee speelde. Alle staat hier vast, elke dag en elke week worden dezelfde rituelen uitgevoerd. Nog steeds klinkt elke middag in de mooie voorkamer het lage, zeurende gezoen van een dikke blauwzwarte vlieg die opgesloten zit en door het raam naar buiten wil. De rode, krullerige canapé, die volgens de overlevering nog van dominee Ledeboer is geweest en waar nooit iemand op zit – misschien uit eerbied voor Ledeboer – is nog even rood en krullerig en er zit nog steeds niemand op. Als de klok drie keer slaat – een galmende, deftige klank – zit het middagslaapje erop. Dat was vroeger het moment waar we anderhalf uur lang met smart op wachtten, want het luidde het einde in van het middagslaapje dat de 'grote mensen' hielden. Tijdens dat dutje slopen we door het huis en verveelden ons. Er was weinig te doen, behalve stil zijn, luisteren, kijken, ruiken en voelen. Maar die verveling zorgde ervoor dat je zintuigen op scherp stonden en dat je de dingen beter waarnam dan anders.
In het gedicht 'Naar het station' neemt iemand de dingen ook verscherpt waar. Dat komt doordat dit huis uitnodigt tot verveling: er gebeurt hoegenaamd niets, dus alles wat er gebeurt, trekt de aandacht. Bovendien is die persoon aan het fotograferen en daardoor is zijn blik nog scherper. Hij hoort en ziet alles: hij ruikt dat er bonensoep is gegeten, hoort het druppen van de kraan, en voelt hoe het tocht. Het stilleven dat hij fotografeert is een vrij smakeloos geheel. Oliekachel, bonensoep, tocht, drie gekookte aardappels op een plastic bord, gestold bakvet, vel, zeen, restjes afwasschuim, een dode vlieg op een handdoek. Alles is hier vies en versleten. Oud en verouderd en de verdwijning nabij. Versteegen observeert eerst en vooral de dingen. Die krijgen een naam. Ze heten 'oliekachel', 'groene planken' of 'afwasschuim'. De mensen worden aangeduid als 'hij' en 'zij'. Het lijkt wel of de dingen meer persoonlijkheid hebben dan deze twee mensen en toch slaagt Versteegen erin om deze mensen te typeren aan de hand van de dingen om hen heen. Aan hun huis, hun natuurlijke habitat, kun je zien wie ze zijn, het huis stelt hen voor als twee simpele, pretentieloze mensen. Het enige wat zij in dit gedicht doen, is dienstbaar zijn. Allebei bieden ze hulp aan aan de 'jij': de een door te vragen of hij nog koffie wil, de ander door te vragen of hij hem weg moet brengen. Ze spreken elkaar daarbij tegen: zij wil dat de 'jij' blijft, hij biedt aan om hem weg te brengen. Zelfs in deze simpele wereld wil hij dus wat anders dan zij.
Bekijk de dichtbundel Zijn overhemden op jouw huid. Lees verder